Geschiedenis:
Waar nu de kerk staat, stond vroeger een Dominicanessenklooster. Het werd in 1399 gesticht en bleef in gebruik tot 1604.
In 1640 werd het klooster afgebroken. Na de Franse tijd kwam het terrein weer in handen van de R.K. kerk. Tot die tijd had men een schuilkerk aan de Achterstraat. In 1826 begon men met de bouw van een nieuwe kerk. Dit gebeurde onder toezicht van Rijkswaterstaat.
In 1834 was de kerk klaar. Het torentje van deze kerk kreeg al gauw de bijnaam ‘peperbus’.
Deze kerk werd in 1907 met het nu nog bestaande neo-gotische priesterkoor met dwarsschip en zij-kapellen uitgebreid naar ontwerp van de Deventer architect Wolter te Riele.
In 1937 moest ook de rest van de waterstaatskerk wijken voor een nieuw schip met toren, ontworpen door architect A.J. Vosman uit Deventer. Hoewel dit gedeelte zwaarder en plomper oogt, past het goed bij het dertig jaar oudere koor.
In de toren hangen drie klokken van Petit en Fritsen uit 1949:
- Maria, vocat vivos (roep de levenden), f 112 cm;
- Jozef, luget mortuos (rouw over de doden), f 98 cm;
- Johannes, depellit hostes (verdrijf de vijanden), f 87 cm.
Het interieur
Na de bouw van het koor en dwarsschip kreeg de kerk drie neo-gotische altaren, links een Maria-altaar, in het midden een hoofdaltaar en rechts een Heilig Hart-altaar. Verder een neo-gotische preekstoel en een communiebank. Later werd de kerk ook bont geschilderd. In 1954 werd een nieuw hoofdaltaar aangeschaft. Het werd gemaakt door Brom uit Utrecht.
Met het Tweede Vaticaans Concilie is de kerk gemoderniseerd. De neo-gotische aankleding en het meubilair moesten verdwijnen. Toen is het hoofdaltaar omgedraaid en onder de kruising geplaatst. Het tabernakel werd verplaatst naar de linker zij-kapel. Het kruis dat op het tabernakel stond, werd achter het altaar als triomfkruis opgehangen. Onder aan het kruis is de doop van Jezus door Johannes afgebeeld.
De preekstoek en de communiebank werden verwijderd.De banken werden anders opgesteld, het middenpad en de banken in de zij-beuken verdwenen. Er werd een nieuwe vloer gelegd en rondom een lambrizering aangebracht.
Ondanks deze ‘beeldenstorm’ zijn er nog een aantal interessante inventarisstukken. Op het tabernakel staat een zilveren expositietroon met engelen en een afbeelding van het Lam Gods, rond 1750 gemaakt in Doornik.Ook de Godslamp in deze kapel stamt uit die tijd.
Achter in het priesterkoor hangen twee panelen van de oude preekstoel. Het zijn de evangelistensymbolen van Lucas en Johannes. De andere twee panelen hangen in de pastorie.
Voorop het altaar is een koperen reliëf uit de communiebank aangebracht. Het stelt het Laatste Avondmaal voor en is vervaardigd door het bekende atelier Cuypers uit Roermond. De pastoor, die het heeft laten maken, is afgebeeld temidden van de apostelen.
Aan weerszijden van het altaar staan twee grote kandelaars uit 1872, vervaardigd in het atelier Brom te Utrecht en geschonken door mej. J. Hooft van Huijsduijnen.
Het orgel van Vermeulen uit Alkmaar is afkomstig uit het Antoniusziekenhuis in Utrecht en is in 1976 hier gekomen.
In het dwarsschip hangen twee grote schilderijen. Ze hingen ook al in de schuilkerk. De schilderijen zijn in spiegelbeeld geschilderd naar een origineel van Rubens, 2e kwart 18de eeuw. Dit is te zien aan de afgebeelde personen: zij doen alles met hun linkerhanden. Het linker schilderij stelt de Bewening van Christus Lichaam voor, het rechter de Ten Hemelopneming van Maria.
De kroonluchters die hier hangen komen uit de waterstaatskerk.
De kruiswegstaties zijn rond 1936 geschilderd door Pieter Geraedts uit Warmond.
Het beeld van Johannes de Doper, achterin de kerk, stond ooit tegen de voorgevel van de waterstaatskerk.
Aan de linkerkant van de toren, bevindt zich de Maria-kapel. Hier hangt een ikoon van Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand in een mooie lijst van Brom.
De knielbank, met een afbeelding van het Lam Gods, is afkomstig uit de kapel van het klooster naast de kerk.
Rechts van de toren is de voormalige doopkapel, nu rouwkapel.
De doopvont staat nu naast het altaar.