STRIJD VAN PREDIKANTEN TEGEN PRIESTER VAN RHEEDE VAN AMERONGEN IN DE 17e

Na de overname van de Grote Kerk in 1581 door de Protestanten, brak voor de Rooms Katholieken de tijd van lijden en vervolging aan. Van hun eigen deken Hendrik Rastaller werd geschreven, dat hij in die moeilijke dagen voor de katholieken meer een ergernis dan een steun voor hun geloof was. Hij fungeerde als deken tot 1596, maar sympathiseerde met de protestanten. Rastaller wordt ook wel genoemd als één van de eerste predikanten van de Nederduitse Gereformeerde Kerk in Wijk bij Duurstede.

105-1
Gezicht op Wijk bij Duurstede met de Grote Kerk met een torentje op het dwarsschip en het in 1579 verbrande koor.

De katholieken waren na 1581 al gauw verstoken van geestelijken. Enkele malen kwam Steven Gijsbertsz., een priester uit Langbroek, geestelijke hulp verlenen aan de nonnen in het Maria Magdalena klooster. Hierbij konden dan ook de Wijkse katholieken aanwezig zijn. Van 1596 tot 1605 woonde pater Bernardus van Goes clandestien in het klooster en konden de katholieken daar de mis bijwonen. Na de pestepidemie in 1605 werd de pater door het stadsbestuur uit Wijk bij Duurstede weggestuurd en keerde hij weer terug naar zijn convent in Calcar. In 1617 kwam de dominicaan Paulus van der Rijst af en toe in Wijk de mis bedienen. Pas in 1632 brak er voor de katholieken een betere tijd aan. De jezuïet Johannes Navighus kwam toen naar Wijk en richtte de parochie weer op. Hij vertrok echter in 1633 alweer.

ierna kwam Theodorus Adolf van Rheede van Amerongen naar Wijk. Hij was in 1600 in Utrecht uit protestantse ouders geboren. Hij werd echter rooms katholiek en in 1624 trad hij in de orde van de Jezuïeten in en werd in 1632 tot priester gewijd. Als telg van een voornaam geslacht werd pater van Rheede van Amerongen niet al te zeer tegengewerkt in de uitvoering van zijn priesterschap. Wel moest hij voorzichtig opereren. Hij kwam naar Wijk en nam zijn intrek bij familie. In het geheim begon hij de heilige mis te lezen en andere godsdienstoefeningen te verrichten. Dit geschiedde telkens op een andere plaats. Nu eens bij de pater thuis, dan weer bij Jacob Vernooij op de Meerdijk en op andere plaatsen.

In de eerste jaren ging alles vrij goed, dank zij het voorzichtig optreden. In de stadsarchieven van 1633-1641 staat niets gemeld van gepleegde paapse stoutigheden. Waarschijnlijk zijn de katholieken toen  at onachtzamer geworden, want na 1641 werd aan Rheede van Amerongen weinig rust meer geschonken. Het begon op 21 september 1641 met een klacht van de predikanten bij de officier van het gerecht over de ongehoorzaamheid van de priester. Volgens de voorschriften van de Staten Generaal moest iedere priester zich aanmelden bij de overheid en zijn werkkring bekend maken. Daar priester Rheede van Amerongen wel wist dat hij de uitoefening van zijn werk in Wijk bij Duurstede wel kon vergeten als hij zich aanmeldde, had hij dit niet gedaan. Waarschijnlijk was de officier geen al te grote ketterjager, want dan had de priester niet acht jaar zijn werk redelijk ongestoord kunnen doen. Kennelijk was de druk van protestantse zijde nu zo groot geworden dat de officier niet meer onder de aanklacht uit kon. Wat moest de priester van Rheede nu doen. Zowel bij weigeren als bij het toegeven zou hij uit Wijk worden verbannen. Hij besloot om een request in te dienen met het verzoek om zes weken uitstel. De stadsraad stond echter slechts twee weken toe. Echter in de praktijk werkte de stadsraad niet zo efficiënt, want pas op 22 december 1641 kreeg de priester het raadsbesluit waarin hij gesommeerd werd om zich binnen twee dagen te melden en de eed af te leggen en de voorschriften te ondertekenen. Op 31 januari 1642 zond Rheede van Amerongen weer een request in, waarin hij met eigen woorden omschreef dat hij de voorschriften zou volgen. De stadsraad accepteerde het request en de priester mocht blijven.

De predikanten in Wijk waren het hiermee geheel niet eens en probeerden Rheede van Amerongen alsnog weg te krijgen. Vincentius Bargejus, predikant in Wijk bij Duurstede, bracht de zaak in de classicale vergadering. Er werd haastig een deputatie gevormd van de predikanten Delmatius, Diemerbroeck, Bargejus en Vandenut, die naar de stadsraad werd afgevaardigd. De raad had Rheede van Amerongen toestemming gegeven om te blijven als hij de eed van getrouwheid zou afleggen.
chter de raad drong niet heel erg aan op het concreet afleggen van die eed, maar de deputatie des te meer. De raad had niet zo’n haast met het afnemen van de eed. Zij begon met het opstellen van de eed.  Daarbij bleef het echter. De predikanten waren woedend en probeerden nu op allerlei manieren hun gram te halen. Op 27 maart 1642 was de priester naar Jacob Vernooy gegaan om de mis te lezen. Nauwelijks hadden de predikanten hier lucht van gekregen of de officier werd gewaarschuwd. Bij de inval vond men verschillende katholieken daar aanwezig, de priester werd echter niet gevonden. Reeds de volgende dag waren de predikanten bij de raad om wegens deze paapsche stoutigheden om de verbanning van Rheede van Amerongen te verzoeken. Tevens werd aan de aangetroffen katholieken een stevige boete opgelegd. Verder kregen de predikanten gedaan dat de katholieken op hun kerkelijke feestdagen hun winkels niet mochten sluiten. Deden zij dit toch dan kregen zij voor elke overtreding een boete van drie Carolus guldens. Op 27 maart 1642 drongen de predikanten bij de raad nogmaals aan op het afleggen van de eed door Rheede van Amerongen. Zij dreigden zelfs om Gedeputeerde Staten in hun verzoek te betrekken. De raad ontbood nu op 30 juni de priester om de eed af te leggen. Waarschijnlijk is dit niet uitgevoerd, want op 18 maart 1646 eisten de predikanten alsnog dat de eed werd afgelegd. De raad
beantwoordde hun eis met een nietszeggend besluit: “Is geresolveert te resumeren de acten en resolutiën daer­over voor desen genomen”.

De predikanten hielden vol, want op 15 juni 1647 deden zij aan de raad weer hetzelfde verzoek. De raad gaf nu aan de priester een ernstige waarschuwing. Als hij niet vrijwillig de eed zou afleggen, zou hij gedwongen worden. De predikanten waren het nu zat en schakelden Gedeputeerde Staten in. De raad ontving pas in 1656 van G.S. een schrijven, waarin stond dat zij moesten letten op de excessen van pater van Rheede. Pater van Rheede, die nu al gedurende 25 jaar onder moeilijke omstandigheden zijn kudde had geleid, begon wat last te krijgen van de ouderdom en vroeg om hulp. Pater Antonius Stock kwam in 1657 hem assisteren. De predikanten vroegen ook om zijn verbanning. En zo verging het met pater Ignatius Fopens en pater Petrus Duijnmont, die pater Stock opvolgden, ook. Echter de paters werden niet verbannen. Uit het bovenstaande verhaal blijkt dus dat de overheid in de jaren na de reformatie niet zo streng optrad tegen de rooms-katholieken, terwijl de predikanten van de Nederduits-Gereformeerde kerk daar wel op aandrongen.

105-2
Gezicht op Wijk bij Duurstede omstreeks 1860 met de Grote Kerk en de R.K.Kerk.

 

De informatie over dit verhaal heb ik gehaald uit een schrift dat ik ter inzage gekregen heb van Walter Stokman. Dit schrift is omstreeks 1950 volgeschreven door Jan Stokman en Jaap van Nijendaal , die toen stage liepen bij de gemeente Wijk bij Duurstede. Zij kregen als opdracht om uit de oude raadsverslagen van Wijk bij Duurstede bruikbare informatie op te schrijven.

De kerkarchivaris, 14 juni 2011

Ton Gelok

Dit artikel is gepubliceerd in de kerkbladen van de Protestantse en Hervormde
gemeentes te Wijk bij Duurstede, 2011

Brochure

Hier kunt u de brochure van de Kloosterhof downloaden.

Parkeren

Parkeren

1. Bij de haven, en dan lopen door de opening in de walmuur. Daar de Oeverstraat in. In de verte ziet u de kerk al staan.

2. Walplantsoen, achter de kerk.

3. Invalidenparkeerplaatsen: tegenover de kerk en op de Markt en op het Walplantsoen

 

Welkom

Welkom

De parochie Paus Johannes XXIII heet u welkom in de Kloosterhof van het voormalige Maria Magdalenaklooster in Wijk bij Duurstede.

Hier kunt u wandelen, zitten, stil zijn, bezinnen, bidden. De hekjes zijn open van zonsopgang tot zonsondergang.